Aflevering 11 – De beruchte Elisabeth Báthory

In deze aflevering bespreken we de beruchte Elisabeth (Erzsébet) Báthory, ook wel bekend als de Bloedgravin en Gravin Dracula. Ze was een beruchte seriemoordenaar die aan het begin van de 17e eeuw 600-650 jonge meisjes zou hebben vermoord, waarvan het merendeel bij haar in dienst was. De vraag is alleen in hoeverre de aantijgingen jegens haar waar zijn. Is ze echt de meest beruchte vrouwelijke seriemoordenaar ooit, of was ze het slachtoffer van een politiek spel? 

Muziek: Halloween The Pumpkin Head van Frank Schroeter.

Bij het voorbereiden van deze aflevering zijn Engelstalige bronnen gebruikt. Het kan daardoor zijn dat er vertalingsfouten in deze tekst zitten, ondanks dat we hierop proberen te letten. Daarnaast willen we benadrukken dat we géén journalisten, onderzoekers of experts zijn op het gebied van true crime of geschiedenis, maar slechts amateur podcastmakers. 

De Bloedgravin

Ik begin dit verhaal met de opening uit het boek ‘Infamous Lady: The True Story of Countess Erzsébet Báthory’ van Kimberly L. Craft:

Op de avond van 29 december 1610 arriveert de Hongaarse minister-president samen met verschillende andere edelmannen op Kasteel Cachtice, destijds gelegen in Koninklijk Hongarije. De mannen hadden een klein legertje gewapende bewakers meegenomen. Bij binnenkomst troffen ze meteen het dode lichaam van een jong meisje aan. Aan haar verwondingen was te zien dat ze het slachtoffer was van zware mishandeling. Al snel ontdekken ze nog twee jonge meisjes, beiden eveneens mishandeld en neergestoken. Beide meisjes waren nog in leven, maar het ene meisje zou later aan haar zware verwondingen bezwijken en het andere meisje zal de rest van haar leven verminkt blijven. 

De mannen waren op zoek naar de vrouw des huizes, Gravin Elisabeth Báthory, maar raakten afgeleid door geschreeuw wat door het hele kasteel te horen was. Ze besloten op het geluid af te gaan en kwamen uit op een deur. Na het openen van de deur troffen ze een verschrikkelijk tafereel aan: vier dienaren van de Gravin waren bezig met het martelen van een jong dienstmeisje, terwijl een ander dienstmeisje huilend op haar beurt aan het wachten was. De vier dienaren, drie oudere vrouwen en een jonge knaap, werden meteen gearresteerd. De edelmannen vonden de 50-jarige Gravin in haar kamer, waar ze door de minister-president werd gearresteerd. Buiten hadden zich inmiddels tientallen burgers buiten het kasteel verzameld, die benieuwd waren of de geruchten die al lange tijd rondgaan waar waren.

Wie ooit over Elisabeth Báthory heeft gelezen, is waarschijnlijk al bekend met haar misdaden: ze was een beruchte seriemoordenaar die 600 tot 650 jonge meisjes zou hebben vermoord, waarvan het merendeel bij haar in dienst was. Ze wordt niet alleen beschouwd als de meest ‘productieve’ (prolific) vrouwelijke seriemoordenaar, maar zelfs als de meest beruchte seriemoordenaar van het Westen. Ze staat namelijk in het Guinness Book of Records! De vraag is alleen in hoeverre de aantijgingen jegens haar waar zijn. Is ze echt de meest beruchte vrouwelijke seriemoordenaar ooit, of was ze het slachtoffer van een politiek spel? 

Familie en jeugd

Elisabeth Bathory werd op 7 augustus 1560 geboren als Báthory Erzsébet in de Hongaarse plaats Nyírbátor, in het destijds Koninklijke Hongarije wat viel onder het Habsburgse rijk. Wij zeggen Elisabeth Bathory, maar eigenlijk komt haar achternaam eerst. Haar ouders kwamen allebei uit een andere tak van de adellijke familie Báthory: haar vader György Bathory kwam uit de Ecsed-tak, en haar moeder Anna Bathory kwam uit de oudere Somlyó-tak. Dankzij het huwelijk van haar ouders werden de twee takken weer herenigd, waardoor Elisabeth werd geboren in één van de meest vooraanstaande Centraal-Europese families van die tijd. Haar oom István was de Prins van Transsylvanië en was van 1576 tot en met 1586 de koning van Polen. Ook neef Gábor wist later aan de macht te komen in Transsylvanië. Elisabeth was niet het enige kind van haar ouders, want ze had twee broers, István en Gábor, en twee zusjes, Zsofiá en Klara. 

Dankzij haar familie genoot Elisabeth bijzonder goed onderwijs. Ze beheerste meerdere talen; Hongaars, Duits, Grieks, Latijn en Slowaaks. Naast een interesse in wetenschappelijke vakken als astronomie, biology en anatomie, was ze ook geïnteresseerd in religie en het occultisme. Haar moeder heeft haar opgevoed met het calvinistische geloof, maar ze was ook bekend met de Lutherse Kerk en de Rooms-Katholieke Kerk. Elisabeth nam haar scholing erg serieus en wilde dan ook niet onderdoen voor haar mannelijke familieleden. Ze wilde net zo behandeld worden als hen, maar had woedeaanvallen als ze haar zin niet kreeg. Als kind had ze veel last van gezondheidsproblemen: ze had epilepsie en vermoedelijk migraines.

Verloving en huwelijk

Zoals destijds gebruikelijk was, werd Elisabeth al op jonge leeftijd beloofd aan een andere familie met veel aanzien. In 1571 raakte ze op 11-jarige leeftijd verloofd met de 16-jarige graaf Ferenc Nádasdy. Ook Ferenc genoot een goede opleiding; hij begon al op jonge leeftijd met zijn militaire training. Nadat de verloving officieel was, trok Elisabeth in in kasteel van de familie Nádasdy in de Hongaarse stad Sárvár. Het was destijds gebruik dat de jonge bruid van haar schoonfamilie zou leren hoe ze hun landgoed moest runnen. Ferenc’s vader, Tamás, was echter al in 1562 overleden en Ferenc’s moeder, Orsolya, overleed in het voorjaar van 1572, kort voordat Elisabeth haar intrek nam. 

Doordat Ferenc veel weg was van huis vanwege zijn militaire opleiding, was het aan de staf van het kasteel om Elisabeth op te leiden en in de gaten te houden. Blijkbaar deden ze dit niet al te  nauwlettend, want het gerucht ging dat Elisabeth op 13-jarige leeftijd zwanger raakte van een jonge dienaar of jonge edelman genaamd Ladislav Bende. Elisabeth zou zijn bevallen van een dochter, die direct na de bevalling ergens in Transsylvanië werd ondergebracht. Het verhaal gaat dat Ferenc woedend was toen hij hoorde van Elisabeths misstapje; hij zou Ladislav Bende hebben laten castreren en zijn geslachtshonden aan de honden hebben gevoerd. Elisabeth claimde overigens dat ze door Bende ontvoerd, gedrogeerd en seksueel misbruikt was. Hier is ook een officiële verklaring van, echter is dit document pas 37 jaar na de gebeurtenissen opgesteld. 

Desondanks ging de bruiloft door: op 8 mei 1575 trouwden de inmiddels 14-jarige Elisabeth en 19-jarige Ferenc. Helaas waren ook Elisabeths ouders hier niet bij aanwezig, die waren inmiddels ook overleden, maar het was nog steeds een belangrijke gelegenheid voor de rest van de familie. Zowel Elisabeth als Ferenc hadden van hun ouders een flinke erfenis gekregen: ze hadden samen meer dan 20 kastelen in bezit. Ondanks het samenvoegen van deze twee belangrijke families, stond Elisabeth erop om haar meisjesnaam te behouden omdat haar familienaam ouder en meer prestigieus was.

Al vrij vroeg in het huwelijk moest Ferenc het thuisfront verlaten vanwege de dreiging van de Ottomanen, een oorlog waar hij de rest van zijn leven in verwikkeld was wegens zijn belangrijke rol in het Hongaarse leger. Hij kwam bij zijn vijanden bekend te staan als ‘de Zwarte Bij’ en ‘de Zwarte Ridder van Hongarije’. Door deze langdurige oorlog was hij vaak van huis, waardoor Elisabeth verantwoordelijk was voor het runnen van hun tientallen kastelen, landgoederen en alles wat er verder bij kwam kijken. Uit brieven die ze destijds heeft geschreven blijkt dat ze zich bezighield met het welzijn van haar volk. Zo zou ze hulpbehoevende vrouwen hebben geholpen, waaronder de vrouw van een Turkse gevangene wiens dochter zwanger was geraakt door seksueel misbruik. 

Ondanks dat Ferencvaak afwezig was,kregen ze samen vijf kinderen waarvan drie hun kindertijd overleefden: dochters Anna en Katalin (Kata), en zoon Pál. Elisabeth bezocht minstens één keer per jaar al hun kastelen, maar ze bracht het grootste deel van haar tijd door in hun kasteel in Sárvár. Het is dan ook hier waar ze voor het eerst kwam te botsen met de plaatselijke geestelijken.

Opvallend veel begrafenissen

Elisabeth was zeer bedreven in het runnen van Kasteel Sárvár en het aangrenzende stadje. Na een moeilijke start werd ze in de jaren 1580 echt gezien als de vrouw des huizes. Ze werd natuurlijk wel bijgestaan door een kastelein en had een groot aantal bedienden in dienst. In die tijd was het in Koninklijk Hongarije wettelijk toegestaan om bedienden als eigendom te behandelen. Tot het einde van de 16e eeuw was er niets opmerkelijks aan de hand binnen de kasteelmuren, maar op een gegeven moment viel het de lokale pastoor op dat wel erg veel jonge dienstmeisjes plotseling kwamen te overlijden. Volgens de Gravin was dit te wijten aan cholera. Op zich niet vreemd, want een uitbraak van cholera kwam zelfs in de beste en rijkste huishoudens voor. Ze liet voor elk dienstmeisje een uitvaartdienst organiseren waar ze zelf ook bij aanwezig was.

Het was echter wel vreemd toen opeens meerdere lichamen samen in één kist werden begraven. Toen Elisabeth hierop werd aangesproken, beweerde ze dat het om “maar” twee dienstmeisjes ging, t  erwijl het er volgens geruchten drie waren. Volgens de Gravin was één meisje al overleden toen het andere meisje op haar sterfbed lag, dus leek het haar verstandig om ze samen te begraven — ook omdat het zou opvallen als er twee kisten achter elkaar naar buiten werden gebracht, wat tot roddels zou leiden. Die roddels kwamen er hoe dan ook, want het aantal dode dienstmeisjes nam in de loop der tijd alleen maar toe. Daarmee namen ook de geruchten toe: de jonge meisjes zouden zijn doodgemarteld.

Volgens de geruchten zou de Gravin een geheime martelkamer hebben die goed bewaakt werd. Kastelein Benedek Bicsérdy beweerde later dat de martelsessies soms wel zes uur of langer duurden. Hoewel hij zelf nooit iets had gezien, geloofde hij dat er minstens 175 meisjes waren vermoord. Ook andere bedienden en burgers zouden dit later bevestigen: het aantal begrafenissen nam in een alarmerend tempo toe en bepaalde delen van het kasteel waren afgesloten en bewaakt. Hoewel niemand iets had gezien, beweerden ze allemaal te hebben gehoord dat honderden dienstmeisjes waren gestorven door marteling. Volgens de kastelein was Elisabeth erg goed in het wissen van sporen van marteling. Telkens wanneer hij met haar toestemming geheime delen van het kasteel mocht betreden, zag alles er spic en span uit.

Elisabeth begon natuurlijk niet uit het niets met het doodmartelen van dienstmeisjes. Ze begon eerst met knijpen, bijten en schoppen, maar geleidelijk aan werd het steeds heftiger; ze ging over tot prikken of steken met naalden in de lippen en onder de nagels van haar slachtoffers. Daarna ging ze weer een stap verder: het toebrengen van brandwonden of met een mes snijden in hun lichaam. Hoewel dit erg wreed was, was het niet per se fataal. In de loop der tijd veranderde dit blijkbaar, vermoedelijk omdat ze telkens haar grenzen verlegde. 

Haar slachtoffers waren vrijwel altijd jonge ongehuwde dienstmeisjes. Deze pubermeisjes werden om de kleinste fouten mishandeld, bijvoorbeeld als Elizabeths kleding niet goed genoeg gestreken was. De methode van straffen paste vaak bij de soort fout die de bediende had gemaakt. Toen bijvoorbeeld een dienstmeisje werd beschuldigd van het stelen van een geldmunt, strafte Elisabeth haar door een munt te verhitten tot het roodgloeiend was en het vervolgens in de hand van het meisje te drukken. Soms werden de meisjes wel tot tien keer per dag gemarteld. 

Invloed van anderen

Ondanks het alarmerend hoge tempo waarin dienstmeisjes werden begraven, duurde het even voordat er actie werd ondernomen. Het was de pastoor die samen met zijn assistent besloot om in het voorjaar van 1602 Graaf Ferenc Nádasdy op de hoogte te brengen van de wandaden van zijn vrouw Elisabeth en diens dienaar, Anna Darvolya. In een brief naar een collega pastoor omschreven ze Anna als een kwaadaardige vrouw, waarvan iedereen wist dat ze Elisabeth hielp bij het plegen van onmenselijke wreedheden. De Gravin had een aantal mensen in dienst die op de hoogte waren van wat er achter de deuren van de geheime kamers gebeurden, waaronder een paar actieve handlangers. Één van hen was Anna Darvolya. 

Anna was een Kroatische kruidenvrouw/genezer die al jaren in dienst bij de familie Nádasdy voordat ze Elisabeth leerde kennen. Ze trad in 1601 toe tot de groep vertrouwelingen van de Gravin. Ze was overigens niet zomaar een vertrouweling, maar ze was Elisabeths persoonlijke adviseur. Er wordt gezegd dat zij degene was die Elisabeth hielp bij het verfijnen van haar marteltechnieken, wat uiteindelijk leidde tot de dood van haar slachtoffers. Anna’s favoriete methode van martelen was het heel erg vaak slaan van haar slachtoffers, soms tot wel 500 keer, tot het slachtoffer eindelijk bezweek aan de verwondingen. Anna zou Elisabeth hebben geadviseerd om jonge arme boerenmeisjes als slachtoffer te kiezen. Dankzij dit advies kon Elisabeth onopgemerkt doorgaan met haar misdaden, want de verdwijning van boerenmeisjes trok simpelweg niet de aandacht van de autoriteiten. 

Volgens de geruchten was het Anna die de martelkamer in het kasteel runde en waren zowel de Graaf als de Gravin hier actief bij betrokken. Ook Ferenc was niet vies van het mishandelen van zijn bedienden. Het schijnt dat Elisabeth ook van hem het één en ander heeft geleerd als het om marteltechnieken gaat. Hij stond op het slagveld bekend om het executeren van zijn vijanden op gruwelijke wijze, om vervolgens te dansen met hun onthoofde lichamen en hun hoofden als bal in de lucht te gooien. Ook thuis was hij wreed: zo zou hij een opstandig dienstmeisje hebben gestraft door haar uit te kleden, haar lichaam onder de honing te smeren en haar vervolgens een dag en nacht buiten laten staan. Omdat het midden in de zomer was, werd ze gestoken en gebeten door allerlei insecten. Toen ze uiteindelijk van uitputting op de grond viel, plaatste Ferenc stukjes papier tussen haar tenen die hij vervolgens in de brand stak om haar wakker te houden. Schijnbaar heeft Elizabeth actief heeft deelgenomen aan deze marteling.

Wanneer Ferenc weg van huis was schreef hij Elisabeth brieven met daarin tips voor hoe ze hun bedienden kon straffen. Hij zou haar zelfs een speciaal cadeau gegeven hebben: een apparaat dat leek op een hand met scherpe klauwen die over de vingers konden worden geplaatst om een slachtoffer te snijden en dus te verwonden. In tegenstelling tot zijn vrouw vermoorde hij echter niet hun bedienden. De Graaf was dan ook woedend toen hij van de plaatselijke geestelijken hoorde welke misdaden zijn vrouw zou hebben gepleegd. Hij was overigens niet boos vanwege de misdaden zelf, maar vanwege het publieke schandaal dat volgde. Zoals vermoedelijk vaker gebeurde, wist hij de Kerk te sussen door een flink smak geld te doneren.

Ook al voelde de pastoor vermoedelijk een morele verantwoordelijkheid om in te grijpen, juridisch gezien was er niets wat hij kon doen. Maar het was inmiddels ook geen geheim meer wat er gebeurde binnen  de muren van Kasteel Sárvár. Toch heeft het inlichten van Ferenc wel iets geholpen: het aantal moorden lijkt daarna te zijn afgenomen. Totdat twee jaar later, in 1604, het plotseling weer flink begon toe te nemen.

Overlijden van Ferenc

In maart 1601 werd Ferencernstig ziek, waardoor hij niet kon staan vanwege pijn aan zijn been. Hoewel hij uiteindelijk herstelde en zijn taken hervatte, suggereerden zijn brieven uit die periode dat zijn verminderde toestand mogelijk blijvend was. Ondanks zijn gezondheidsproblemen bleef hij financiële steun verlenen aan de koning. Toen hij in 1603 weer ernstig ziek werd en dit keer blijvend gehandicapt raakte, besefte hij dat hij niet lang meer te leven had. Uit voorzorg schreef hij aan twee goede vrienden brieven, waarin vroeg hij om de bescherming van zijn vrouw en kinderen. Één van de ontvangers was György Thurzó, de minister-president uit de opening van dit verhaal. Nadat Ferenc isoverledenop 3 januari 1604, nam Elisabeth zijn verantwoordelijkheden over. Zo nam ze het beheer van zijn nog te innen schulden op zich en gaf ze geld aan goede doelen. Ondanks haar reputatie van een wrede, kwaadaardige vrouw, verscheen ze in het openbaar regelmatig op evenementen in hogere kringen en deed ze veel aan liefdadigheid. Ondanks dat ze eerder tegen haar in actie probeerden te komen, gaf ze ook veel aan de plaatselijke geestelijken.

De Gravin stond bekend als iemand die snel haar schulden afloste, maar na de dood van Ferenc droogde het geld snel op. Ze was afhankelijk geworden van de neveninkomsten die hijbinnenbracht door de schatkisten van de Ottomanen te plunderen, en die geldkraan was er niet meer. Elisabeth reisde daarom regelmatig naar het koninklijk hof om van de koning te eisen dat hij zijn schulden afbetaalde. Dit weigerde hij telkens, maar hij beloofde haar elke keer dit in de toekomst wel alsnog te doen. Omdat het innen van schulden geen optie was, was Elisabeth uiteindelijk genoodzaakt om een aantal kastelen te verkopen. Hoewel de koning weigerde om zijn schuld af te lossen, had hij wel het geld om Kasteel Devín van haar kopen.  

Met de dood van de Graaf, verdween ook de bescherming die de Gravin eerder genoot. Haar eigendommen werden bedreigd door de Ottomanen en zonder Ferenc kon ze geen invloed uitoefenen op de koning en de kerk. Sterker nog: het was in het voordeel van haar debiteuren als ze haar haar uit de weg konden ruimen, want dan verdwenen hun schulden. Dit alles, in combinatie met het ouder worden en zich kwetsbaar voelen, zou er voor hebben gezorgd dat Elisabeths mentale gezondheid snel achteruit ging. Er wordt gedacht dat hierdoor haar gedrag (verder) escaleerde. 

Verdere handlangers en nog meer doden

Na Ferencs dood sloeg Elisabeth door en ging ze op een zogeheten ‘killing spree’. Inmiddels had ze naast Anna Darvolya nog meer vertrouwelingen verzameld, waardoor ze vijf trouwe dienaren om zich heen had. Het is niet helemaal duidelijk sinds wanneer deze dienaren als handlangers functioneerden, maar vermoedelijk sinds voor 1605. Naast Anna speelden ook de volgende personen een belangrijke rol in de misdaden van de Gravin:

  • Een jonge jongen, vermoedelijk een tiener, met de bijnaam Ficzkó. Ficzkó was een opvallende verschijning vanwege zijn gebochelde rug. Hij schijnt erg trouw te zijn geweest aan de Gravin; hij deed dan ook alles wat ze van hem vroeg. Blijkbaar leverde dit hem bepaalde privileges op, want hij had schijnbaar een grote mond en had er een handje van om vechtpartijen te veroorzaken.
  • De voormalige zoogmoeder van haar kinderen, Ilona Jó Nagy. Ondanks dat Elisabeths dochters inmiddels volwassen waren en haar jongste zoon bijna een tiener was, was hun voormalige voedster — ondanks haar leeftijd — nog steeds bij de Gravin in dienst. Net als Anna Darvolya zou zij erg wreed zijn geweest.  
  • Een vriendin van Ilona Jo, een oudere vrouw met de bijnaam Dorka. 
  • Wasvrouw Katalin Beneczky, net als Ilona Jó en Dorka ook een oudere vrouw.

De handlangers zouden gezamenlijk tientallen jonge dienstmeisjes tussen de 10 en 14 jaar hebben doodgemarteld. De slachtoffers vormden makkelijke doelwitten voor de drie oude(re) vrouwen en de misvormde jongen. De trouwe dienaars van de Gravin hielpen niet alleen met haar misdaden binnen de kasteelmuren, maar ook buiten het kasteel werden dienstmeisjes gemarteld met de dood tot gevolg. 

Ondanks alle geruchten werd Elizabeth nog steeds uitgenodigd voor ‘high society’-evenementen zoals gala’s en bruiloften e.d. Deze publieke verschijningen waren vermoedelijk  erg stressvol voor haar en kostten haar veel energie. Veel van haar martelingen en moorden zouden later zijn gekoppeld aan momenten waarop ze terugkeerde naar huis na dergelijke evenementen, of wanneer ze zelf belangrijke gasten ontving. Hoe ongemakkelijker het bezoek verliep, hoe erger ze haar slachtoffers behandelde.

Een voorbeeld hiervan is de terugreis na de bruiloft van György Thurzó’s dochter, ergens eind 1607. Terwijl ze reisden door een winterlandschap, klaagde één van de dienstmeisjes dat ze het koud had, dorst had en moest plassen. Elisabeth werd woedend en nam het meisje mee naar een nabijgelegen plas water. Ze dwong het meisje zich uit te kleden en vervolgens het water in te gaan. Ze moest urenlang tot tot haar nek in het water te staan, terwijl er herhaaldelijk water over haar heen werd gegooid. Het meisje is uiteindelijk overleden aan de kou: ze is doodgevroren. 

Nieuw permanent verblijf

Hoewel Elisabeth na Ferencs doodzijn taken en verantwoordelijkheden over had genomen, zou ze daar in de loop der tijd ook weer afstand van hebben genomen. Zo voerde ze steeds minder administratieve taken uit en was ze steeds vaker weg van Kasteel Sárvár. Kastelein Benedek Bicsérdy heeft in haar afwezigheid vermoedelijk zijn macht misbruikt, want hij mocht namens haar officiële documenten ondertekenen. Er wordt gedacht dat hij onder andere geld heeft gestolen van de Gravin, wat verklaart waarom het geld we zo snel doorheen ging. 

Tijdens haar afwezigheid van Kasteel Sárvár was Elisabeth vaak te vinden in Kasteel Čachtice, gelegen in het huidige Slowakije. Doordat Ferenc er niet meer was om haar te beschermen, begonnen de plaatselijke geestelijken in Sárváropnieuw druk op haar uit te oefenen. Ze stonden er dit keer niet alleen voor, want ze werden gesteund door Imre Megyeri,de docent van zoon Pál. Het is niet helemaal duidelijk of dit de reden is dat ze steeds vaker weg was van Kasteel Sárvár, maar Elisabeth leek voorkeur te hebben voor het rustige Čachtice waar ze dan ook haar nieuwe permanente verblijf van maakte.

Kasteel Čachtice was een stuk kleiner dan het kasteel in Sárváren het had ook aanzienlijk minder bedienden in dienst. Lokale families wilden graag dat hun dochters een baan kregen in het kasteel, omdat dit als een grote eer werd beschouwd. Als ze hadden geweten wat zich niet alleen binnen, maar ook buiten de kasteelmuren zou afspelen, dan hadden ze hun dochters er nooit naartoe gestuurd Ook Čachtice en de nabij gelegen dorpen waren niet veilig voor de misdaden van de Gravin en haar handlangers, die uiteraard waren mee verhuisd. Nadat Anna Darvolya ergens rond 1609 een beroerte kreeg, zocht Elisabeth — volgens de verhalen — lokale heks Erzsi Majorova op. De Gravin was altijd al geïnteresseerd in het occulte en bezocht ook in Sárvár lokale kruidenvrouwen. Ze vond in Erzsi echter niet alleen een nieuwe vertrouweling, maar ook een nieuwe adviseur. 

Het duurde niet lang voordat ook in Čachtice opvallend veel dienstmeisjes overleden, wederom zogenaamd door cholera. Toen de lokal e geestelijken op een gegeven moment weigerden om de lichamen van deze meisjes te begraven, moesten Elisabeths trouwe dienaars de lijken in het geheim begraven. Dit deden ze vaak midden in de nacht op verschillende plekken, waaronder de lokale begraafplaats, tuinen, afwateringssloten, enzovoort. Dit wakkerde niet alleen de geruchten van marteling en moord verder aan, maar ook van hekserij. 

Ander type slachtoffer

Volgens de verhalen was het heks Erzsi die Elisabeth adviseerde om geen meisjes van lagere afkomst te vermoorden, maar juist meisjes van adel. Hun bloed zou beter geschikt zijn voor ‘zwarte magie’. Het kan ook zijn dat Elisabeth genoodzaakt was om over te stappen naar een ander type slachtoffer, omdat er simpel weg geen dienstmeisjes meer te vinden waren in de regio. Ouders begonnen namelijk hun boerendochters binnen te houden. Goedbetaald werk in het kasteel was inmiddels niet meer aantrekkelijk vanwege de geruchten. Hoewel Elisabeths slachtoffers bijna altijd arme dienstmeisjes waren, zaten er ook wel eens meisjes van hogere afkomst tussen. Bijvoorbeeld een meisje die de terugreis na de begrafenis van Elisabeths oudere broer István niet overleefde. Toen haar familie vroeg waar het meisje aan was overleden, kwam Elisabeth met haar standaard verklaring: cholera. 

In plaats van zelf meisjes van adel te benaderen, richtte de Gravin in de winter van 1609 een speciale school op zodat haar nieuwe slachtoffers naar haar toe zouden komen. Op deze school leerden meisjes uit hogere kringen de juiste etiquette, passend bij hun afkomst. Naast nieuwe slachtoffers leverde de school nog iets op: geld, of beter gezegd financiering. De geruchten rondom Elisabeth hielden het succes van haar ‘gynaecaeum’ niet tegen, mogelijk omdat de ze de Hongaarse aristocratie nog niet hadden bereikt. Dankzij haar aanzien stuurden vooraanstaande families hun dochters naar haar school, maar ook zij kregen argwaan toen ze opeens niets meer van hun dochters hoorden. Wanneer ze hun dochter probeerden te bezoeken werd hun de toegang ontzegd of bleek hun dochter vermist te zijn. 

Verschillende adellijke families hebben later getuigd dat ze pas na uren wachten hun dochter te zien, die ernstig verzwakt en verwond bleek te zijn. Het is onduidelijk waarom deze families hun dochter niet mee naar huis hebben genomen, want ze getuigden ook dat het meisje later — schijnbaar na hun bezoek — is doodgemarteld en in de tuin van de school is begraven. Volgens de verhalen verschenen de schoolmeisjes op een gegeven moment zichtbaar gewond in het openbaar: ze zaten vol striemen, blauwe plekken en brandwonden. Ook was te zien dat hun handen in verband waren gewikkeld. Waar Elisabeth eerst nog haar best deed om haar sporen te wissen, was ze daar inmiddels blijkbaar niet meer mee bezig. Het schijnt dat trouwe dienaar Ficzkó in het openbaar sprak over wat er achter gesloten deuren gebeurde, wat ook niet hielp.

Binnen een paar weken hadden Elisabeth en haar handlangers vrijwel alle leerlingen van haar school vermoord. In plaats van cholera als excuus te gebruiken, bedacht ze dit keer wat anders: één van de meisjes had de rest vermoord omdat ze hun sieraden wilde hebben. Het meisje zou zelfmoord hebben gepleegd toen Elisabeths bedienden hadden ontdekt wat ze had gedaan. Uiteraard werd deze verklaring voor de gebeurtenissen niet geloofd en werd er wederom actie tegen de Gravin ondernomen, dit keer met succes.

Onderzoek en arrestatie

De plaatselijke geestelijken hebben in februari 1610 een brief gestuurd naar zowel minister-president György Thurzóals koning Mátyás II met hun beschuldigingen. In zijn brief aan Thurzó beweerde de pastoor van Čachtice dat Elisabeth niet alleen schuldig was aan moord, maar ook aan hekserij; ze zou zichzelf ’s nachts veranderen in een zwarte kat en hem stalken. Ook een aantal adellijke families had de koning en Thurzó ingelicht over de gebeurtenissen met hun dochters. Omdat het om slachtoffers van adel ging, eiste de koning een onderzoek naar de aantijgingen jegens de Gravin. Als minister-president was Thurzó bevoegd om in de naam van de koning het onderzoek uit te voeren. Wat dat betreft is het ironisch dat uitgerekend hij het onderzoek heeft geleid, gezien zijn belofte aan Ferenc om de Elisabeth te beschermen.

Tussen maart en juli 1610 werden 52 getuigen ondervraagd. Van deze getuigen woonden er 34 naast Kasteel Čachtice of waren er in dienst. Zij getuigden van verhalen over zwaar mishandelde jonge meisjes die zonder kleding buiten waren achtergelaten om te sterven. Afgezien van een klerk die beweerde dat hij een slachtoffer had gezien met verbrande handen, had niemand iets met eigen ogen gezien. Ze gaven allemaal toe dat ze alleen wisten wat hun verteld was. De overige 18 getuigen waren in dienst bij Kasteel Sárvár, maar slechts een aantal van hen leverden “bewijs” op: kastelein Benedek Bicsérdy beweerde een bloedvlek op een muur te hebben gezien en zou van buiten de kasteelmuren hebben gehoord hoe dienstmeisjes werden mishandeld. Hij had echter nooit zelf wat gezien, maar vertelde dus wel dat er minstens 175 meisjes waren vermoord. Ook vertelde hij over de martelkamers, maar anderen die in de geheime kamers waren geweest hebben er nooit wat vreemds gezien. Ook dokters die voor zieke dienstmeisjes hadden gezorgd hebben niks vreemds gezien, hoewel ze alleen de gezichten van de meisjes mochten zien. 

Elisabeth was op de hoogte van het onderzoek en wist een moeder van één van haar adellijke slachtoffers te overtuigen om in haar voordeel te getuigen. In augustus 1610 nam ze de moeder van Zsuszana Hernath mee naar de rechtbank, waar de vrouw verklaarde dat haar dochter aan een natuurlijke dood was gestorven. Het is onduidelijk of dit waar was, of dat Elisabeth mevrouw Hernath heeft omgekocht. Elisabeth had blijkbaar door dat deze verklaring haar niks had opgeleverd, want in september stelde ze uit voorzorg haar testament op.

Ergens voor Kerstmis bracht Thurzó een bezoek aan Kasteel Čachtice. Hij vroeg Elisabeth om een verklaring voor de beschuldigingen tegen haar, waarop ze rustig bleef volhouden dat ze onschuldig. Het verhaal gaat dat ze na zijn vertrek door de stress weer meerdere dienstmeisjes heeft vermoord en dat haar trouwe dienaren erg nalatig waren met de lichamen. Omdat het steeds moeilijker zou zijn geworden om zich van de lijken te ontdoen, hadden ze dit keer de lichamen van vier dode meisjes over de kasteelmuur gegooid. Ze hoopten dat wolven erop af zouden komen, maar in plaats daarvan werden de lijken ontdekt door de lokale bevolking, die dit zouden hebben gemeld bij de autoriteiten.

Tijdens zijn bezoek had Thurzó aangekondigd dat hij op kerstavond terug zou komen met koning MátyásII en Imre Megyeri (de docent van haar zoon Pál). Elisabeth zag hier blijkbaar tegenop, want het verhaal wil dat ze samen met heks Erszi een speciale magische cake heeft gebakken, die aan de heren werd geserveerd tijdens hun bezoek. Kort na het eten ervan werden de drie mannen ziek. Hierdoor wordt gedacht dat Elisabeth heeft geprobeerd hen te vergiftigen of hen op een andere manier middels magie te verdrijven.

Zoals je aan het begin van dit verhaal hoorde  zijn Elisabeth en haar handlangers op 29 december 1610 gearresteerd. Thurzó beweerde dat hij de Gravin op heterdaad had betrapt, maar hier is geen bewijs van. Volgens Kimberly L. Craft heeft hij Ficzkó, Ilona Jó, Dorka en Katalin wel op heterdaad betrapt. Anna Darvolya was inmiddels al enige tijd overleden. Tijdens de arrestatie heeft Thurzó een verklaring afgenomen van een slachtoffer dat nog leefde, genaamd Anna. Volgens Anna was het inderdaad de Gravin geweest die haar had geslagen, maar het was dienaar Katalin die haar huid had opengehaald. Anna veranderde later ineens haar verklaring en beweerde toen dat het wél Elisabeth was geweest die haar rechterarm en hand had verminkt. Ze kreeg vervolgens 50 gulden, bijna 7 kilogram tarwe en een klein boerderijtje in Čachtice van Thurzó.

Nog meer getuigenissen

Na haar arrestatie werd Elisabeth opgesloten in één van de kerkers van haar eigen kasteel. Tijdens het strafproces werden aanvullende getuigenverklaringen verzameld. Uiteindelijk zijn er maar liefst 306 mensen gehoord. Slechts enkele van deze getuigen hadden zelf daadwerkelijk wat gezien, waaronder Ficzkó, Ilona Jó, Dorka en Katalin. Zij zijn na hun arrestatie gemarteld voor bekentenissen. Het is niet duidelijk hoe ze zijn gemarteld, maar de methoden die destijds werden gebruikt zijn als volgt: opgesloten worden in het donker, uithongering, schoppen en slaan, bijna verdronken worden, verbranding, knijpen, wurging, trekken aan ledematen, het gebruik van zware gewichten, en het aandraaien van een duimschroef. 

In het begin gaven de handlangers vooral elkaar de schuld, maar ze wezen allemaal — de inmiddels overleden — Anna Darvolya aan als hoofdschuldige. Ze vertelden allemaal dat ze alles rondom het martelen en doden van meisjes van haar hadden geleerd. Toen de martelsessies nog langer doorgingen en de pijn ondraaglijk werd, begonnen ze ook naar de Gravin te wijzen. Volgens hen vermoordde Elisabeth slechts sporadisch dienstmeisjes toen Ferenc nog leefde, maar na zijn dood nam het aantal doden aanzienlijk toe. Zij schatten het totale aantal slachtoffers tussen de 36 en 51. 

Tijdens de martelsessies werden ook de namen van andere betrokken genoemd. Hieruit kwam naar voren dat Elisabeths jongste dochter, Kata, op zijn minst één keer actief heeft meegedaan aan het mishandelen/vermoorden van een dienstmeisje. Ook zouden persoonlijke assistent Ilona Zalay, rentmeester Jakob Szilvássy en hofmeester Benedikt Deseö hebben geweten van de martelingen en moorden. Zij zouden het zelfs met hun eigen ogen hebben gezien. Volgens Ficzkó wist Benedikt het meest over wat er achter gesloten deuren gebeurde van iedereen. Tijdens zijn getuigenis zou Benedikt spijt hebben getoond voor wat er is gebeurd. Hij beweerde dat hij Elisabeth gesmeekt heeft om te stoppen met moorden, uit angst dat ze gearresteerd zou worden, maar dat ze had geantwoord dat ze boven de wet stond.

Volgens de handlangers ligt het dodental tussen de 36 en 51, maar toch wordt Elisabeth beschuldigd van het vermoorden van 600 tot 650 jonge meisjes. Dit bizar hoge getal komt van een dienstmeisje genaamd Suzannah. Zij beweerde dat rentmeester Jakob Szilvássy de namen van alle slachtoffers heeft bijgehouden in een boek. Jakob bekende dat hij heeft gezien dat de Gravin een paar slachtoffers had gemarteld, maar hij heeft nooit een dergelijk boek opgebracht. Het boek is dan ook nooit gevonden, en er wordt gedacht dat het nooit heeft bestaan.

Veroordeling

Opvallend genoeg heeft er nooit een rechtszaak plaatsgevonden, hoewel zowel Elisabeth als de koning dat graag wilden: Elisabeth om haar onschuld te bewijzen, en de koning om haar te kunnen executeren. Elisabeth heeft altijd beweerd dat ze onschuldig was, en dat haar dienaren alle meisjes hadden vermoord terwijl zij bang voor hen was. Thurzó was echter van mening dat Elisabeth geen rechtszaak verdiende. Hij wist de koning ervan te overtuigen dat een rechtszaak alleen maar schande zou brengen voor het koninkrijk. Desondanks werden in januari 1611 de volgende straffen opgelegd:

  • Ilona Jó en Dorka werden vanwege de grote rol die ze hebben gespeeld in de misdaden ter dood veroordeeld. De beul heeft eerst alle vingers van hun handen gerukt, ze vervolgens een flinke klap gegeven tegen het hoofd en ze tot slot op de brandstapel gegooid.
  • Ook Ficzkó werd ter dood veroordeeld, maar vanwege zijn leeftijd en het feit dat hij minder misdaden had begaan dan Ilona Jó en Dorka, werd hij eerst onthoofd en vervolgens bovenop de andere twee op de brandstapel gegooid. 
  • Katalin Beneczky werd niet ter dood veroordeeld, omdat zij werd beschouwd als de minst schuldige van de vier overgebleven handlangers. Ze zou de slachtoffers eten hebben gegeven wanneer ze werden verhongerd. In plaats daarvan werd ze opgesloten in een kerker. Het is onbekend wat er met haar is gebeurd, maar vermoedelijk is ze na verloop van tijd vrijgelaten wegens gebrek aan bewijs.
  • Ook heks Erszi is later geëxecuteerd: ze is levend verbrand. 

Ondanks dat de koning wilde dat ook Elisabeth geëxecuteerd werd, pleitte Thurzó — net als haar familie — voor levenslange opsluiting. Er wordt gedacht dat Elisabeth dit te danken heeft aan zijn vriendschap met Ferenc. Thurzó wist de koning te overtuigen door juridisch gezien te doen alsof Elisabeth Báthory nooit heeft bestaan. Hierdoor werden zijn schulden onmiddellijk kwijtgescholden en werd zelfs een deel van haar eigendommen aan hem afgestaan. De koning ging akkoord met deze deal. Kasteel Sárvár bleef in de familie en ging naar Pál Nádasdy zodra hij meerderjarig was. Tot die tijd werden Elisabeths eigendommen beheerd door haar twee schoonzonen. 

Elisabeth werd de rest van haar leven opgesloten in Kasteel Čachtice. Volgens sommigen had ze een kamer in een toren van het kasteel, volgens anderen bleef ze in een kerker. Hoe dan ook, ze zou ingemetseld zijn geweest met slechts een kleine opening in de muur die groot genoeg was voor het doorgeven van onder andere eten en drinken. In het begin kreeg ze nog regelmatig bezoek van haar dochter Kata, die haar kaarsen en spullen bracht om brieven te schrijven. Uit de brieven die ze in gevangenschap heeft geschreven, bleek dat ze altijd haar onschuld heeft volgehouden. In het begin kwam ook de vrouw van Thurzó op bezoek, maar zij bleek Elisabeths juwelen te stelen. Naarmate de tijd verstreek, kwam er niemand meer op bezoek.

De Gravin is op 25 augustus 1614 overleden nadat ze had geklaagd over hoe koud haar handen waren. Haar exacte begraafplaats is niet bekend. Ze werd aanvankelijk begraven op een lokale begraafplaats in Čachtice, maar daar was de lokale bevolking het niet mee eens. Later zou ze in 1617 zijn herbegraven in de ‘Báthory family estate’. In 1938 is deze crypte geopend, maar het stoffelijk overschot van Elisabeth werd daar niet aangetroffen.

De mythe van Gravin Dracula

Helemaal aan het begin, voor de intromuziek, heb ik al verteld dat Elisabeth Báthory ook wel bekend staat als de Bloedgravin en Gravin Dracula. Volgens de legende zou ze hebben gebaad in het bloed van haar slachtoffers, omdat ze geloofde dat ze op die manier haar schoonheid en jeugd zou behouden. Dit zou ook de reden zijn waarom heks Erszi haar adviseerde om meisjes van adel te vermoorden, omdat hun bloed beter zou werken tegen huidveroudering dan het bloed van boerenmeisjes.

Deze mythe rond de Gravin ontstond ruim honderd jaar na haar dood. In 1729 deed een jezuïetgeleerde genaamd László Turóczi onderzoek naar Báthory Erzsébet voor zijn boek. Tijdens zijn reis door de voormalige woonplaatsen van de Gravin raakte hij in gesprek met de lokale bevolking. Die vertelden hem verhalen over hoe Elisabeth een vampier was die baadde in het bloed van haar slachtoffers om er mooi uit te blijven zien. Hier schreef hij vervolgens over in zijn boek, wat door zijn lezers werd aangenomen als de waarheid omdat er geen reden was om het niet te geloven. 

Bijna honderd jaar later, in 1817, werden de documenten rondom de zaak tegen de Gravin ontdekt. Uit de officiële documenten, waar ook alle 306 getuigenverklaringen in stonden, bleek dat Elisabeth geen waarde hechtte aan het bloed van haar slachtoffers. Volgens Ilona Jó sloeg ze haar slachtoffers wel tot ze bloedden en paste ze ook andere marteltechnieken toe waar bloed bij kwam kijken, maar verzamelde ze het bloed niet. De bedienden moesten het bloed van de slachtoffers wegspoelen en de vloeren en muren goed schoonmaken.

Politieke context

Uit het verhaal haalde je waarschijnlijk al wel een beetje de politieke context — zowel Kimberly L. Craft als Natasha Sheldon schreven hierover in hun boek en artikel — maar volgens Dr. Irma Szádeckzky-Kardoss is Elisabeth mogelijk niet zo schuldig als wordt gedacht. Dr. Irma — zo ga ik haar noemen — was een Hongaarse rechtsgeleerde die veel onderzoek heeft gedaan naar het strafproces tegen Elisabeth Báthory. In haar artikel ‘The Bloody Countess: An Examination of the Life and Trial of Erzsébet Báthory’ schrijft ze dat het proces tegen de Gravin een ‘showtrial’ was onder andere vanwege het politieke spel dat destijds gaande was.

Transsylvanië was in de 17e eeuw een apart vorstendom binnen Koninklijk Hongarije, waarvan Elisabeths neef Gábor de prins was. Deze politieke onafhankelijkheid stond de Habsburgs niet aan, onder wiens rijk Hongarije destijds viel. Sterker nog, Transsylvanië steunde Hongarije in pogingen om onafhankelijk te worden van het Habsburgse rijk. Omdat Elisabeth in Hongarije woonde en nauwe banden onderhield met haar neef in Transsylvanië, vormde ze een doelwit voor de Habsburgs. Ze waren bang dat Elisabeth haar neef kon helpen aan de Hongaarse kroon. Daarnaast hadden ze het ook gemunt op haar geld en andere eigendommen, want haar landgoederen lagen strategisch verspreid door het rijk.

Ook György Thurzó zag de familie Báthory als concurrentie. Zijn familie was namelijk redelijk nieuwe binnen de Hongaarse aristocratie, maar had zeer snel rijkdom en macht verworven. Door zijn positie als minister-president was hij loyaal aan de Habsburgs, waardoor hij zich aansloot bij hun strijd tegen Gábor Báthory. Daarnaast was het in zijn voordeel als Elisabeth en haar familie hun status en macht zouden kwijtraken, omdat Elisabeths zoon Pál een directe concurrent was van zijn zoon Imre. Omdat Pál en Imre ongeveer even oud waren zouden ze in aanmerking komen voor dezelfde posities binnen de Hongaarse hogere kringen. Zolang Pál een geschikte kandidaat was, maakte Imre niet veel kans. 

Het is opvallend dat György Thurzó betrokken was bij drie belangrijke gebeurtenissen die rond dezelfde tijd plaats hebben gevonden:

  • Het gevangenschap van Zsigmond Báthory, nog een neef van Elisabeth, in Praag (in 1610). Zsigmond werd beschuldig van samenzwering tegen de Habsburgs.
  • Het proces tegen Elisabeth Báthory in Hongarije (in 1610).
  • De moordaanslag op Gábor Báthory in Transsylvanië (in 1613).
Aanwijzingen voor een ‘showtrial’

Naast deze politieke context haalt dr. Irma een aantal zaken aan die wijzen op of hebben bijgedragen aan een ‘showtrial’

  • Op de plekken waar getuigenverklaringen zijn afgenomen zijn van te voren bewust allemaal wilde geruchten over Elisabeth en haar misdaden verspreid, zodat de lokale bevolking er al van had gehoord.
  • Elisabeth had veel kennis van geneeskunde, maar deze kennis was gebaseerd op Transsylvanische tradities. De Hongaarse bevolking vonden deze praktijken maar vreemd en mysterieus. Dit geldt ook voor de chirurgische procedures die Anna Darvolya uitvoerde; dit waren destijds legitieme medische ingrepen voor het behandelen van specifieke ziekten. Omdat de Hongaarse bevolking hier niet bekend mee was, zagen zij het als vormen van marteling. Plus: normaal voerde een man chirurgische ingrepen uit, niet een vrouw. Zowel Anna als Elisabeth werden gezien als heksen die aan zwarte magie deden, waar Thurzó dankbaar gebruik van maakte. 
  • In oktober 1610 zijn in Kasteel Čachtice acht jonge dienstmeisjes overleden aan tyfus of de pest. Ondanks dat Elisabeth deze week weg was van het kasteel en dus niks met deze doden te maken kon hebben, gebruikte Thurzó het als aanleiding voor haar arrestatie. Uit brieven die Thurzó’s vrouw heeft geschreven blijkt dat hij bewust valse getuigeverklaringen heeft afgenomen en tegen Elisabeth heeft gebruikt. 
  • Uit een andere brief, geschreven door één van Elisabeths schoonzonen, bleek dat hij Thurzó heeft geholpen bij de voorbereidingen van de arrestatie. Vermoedelijk uit hebzucht: hij wist dat hij één van de beheerders zou worden van zijn schoonmoeders eigendommen wanneer zij werd opgesloten.
  • Thurzó beweerde dat hij Elisabeth op heterdaad betrapt had, maar volgens de gegevens van zijn eigen klerk is Elisabeth gearresteerd terwijl ze aan het avondeten was.
  • Volgens de verhalen zouden er tijdens en na de arrestatie meerdere “verse” lijken zijn gevonden op het landgoed van Kasteel Čachtice. Uit de later gevonden documenten blijkt dit niet waar te zijn. Het klopt wel dat in oktober 1610 de lichamen van de acht overleden dienstmeisjes zijn gevonden nadat deze zijn opgegraven door honden. Dorka en Ficzkó hadden samen voor de doodzieke dienstmeisjes gezorgd, en Dorka heeft hun overlijden niet gemeld aan Elisabeth — mogelijk vanwege de geruchten die dankzij Thurzó al rondgingen. In plaats daarvan heeft ze de meisjes verspreid over het landgoed begraven, waar ze later die maand dus zijn gevonden. 
  • Tot slot: de Gravin heeft tijdens het proces tegen haar nooit voor zichzelf mogen spreken, en ook anderen mochten niet voor haar spreken of namens haar getuigen.

Dr. Irma schrijft dat Thurzó de hele zaak tegen Elisabeth heeft gebaseerd op de acht lichamen die in oktober 1610 zijn gevonden. Volgens haar heeft hij het hele verhaal enorm opgeblazen om zo schade te brengen aan de Bathory naam. Daarom ook dat een deel van Elisabeths slachtoffers van adel zouden zijn; op deze manier leek het alsof ook adellijke families niet veilig waren voor de Báthory’s. Volgens dr. Irma was zijn doel om argwaan jegens Gábor Báthoryte creëren en hem zo te isoleren van zijn aanhangers.

Gebruikte bronnen