Aflevering 1 – Het Stanford Prison Experiment

In onze allereerste aflevering bespreken we het zéér bekende Stanford-gevangenisexperiment. Begin jaren ’70 werd dit sociaal-psychologische experiment onder leiding van dr. Philip Zimbardo in de kelders van Stanford University uitgevoerd. Het experiment zou eigenlijk 2 weken duren, maar werd al na 6 dagen stopgezet. Het liep namelijk in korte tijd al compleet uit de hand, en dan met name het gedrag van de bewakers. Maar kloppen de bevindingen van dit experiment wel?

Muziek: Halloween The Pumpkin Head van Frank Schroeter.

Bij het voorbereiden van deze aflevering zijn er veel Engelstalige bronnen gebruikt. Het kan daardoor zijn dat er vertalingsfouten in deze tekst zitten, ondanks dat we hierop proberen te letten. Daarnaast willen we benadrukken dat we géén journalisten, onderzoekers of media- of geschiedenisexperts zijn, maar slechts amateur podcastmakers. 

Achtergrondinformatie

Het Stanford Prison Experiment [het Stanford-gevangenisexperiment] was een sociaal-psychologisch experiment dat in 1971 werd uitgevoerd. Het heet het Stanford Prison Experiment omdat in dit experiment onderzoek werd gedaan naar het gedrag van proefpersonen in een gevangenissimulatie, en het werd uitgevoerd in de kelders van Stanford University. De man achter het experiment is de Amerikaanse sociaal-psycholoog Philip Zimbardo. Ten tijde van het experiment was hij professor aan Stanford University. Het experiment zou oorspronkelijk twee weken duren, maar het werd al na zes dagen stopgezet wegens heftige gebeurtenissen en de mentale gezondheid van de proefpersonen. Volgens Zimbardo was zijn experiment hét bewijs van situationism, dat wil zeggen dat de externe situatie bepaalt hoe iemand zich gedraagt. Het experiment is erg bekend en wordt in de Verenigde Staten veel gebruikt als lesstof voor psychologiestudenten.

Zimbardo werd op 23 maart 1933 geboren in New York City. Zijn voorouders waren Italiaanse immigranten uit Sicilië en al vroeg in zijn leven kreeg hij te maken met discriminatie en vooroordelen. Zijn familie was erg arm en ze waren daardoor afhankelijk van een uitkering. Hij werd vaak aangezien voor andere etniciteiten, zoals Joods, Puerto Ricaans of zwart. Naar eigen zeggen hebben deze overwegend negatieve ervaringen al vroeg in zijn leven zijn nieuwsgierigheid naar het gedrag van mensen aangewakkerd. 

Het schokexperiment van Milgram

Voordat we het over het Stanford Prison Experiment (SPE) gaan hebben, wil ik je eerst vertellen over het ‘schokexperiment’ van Stanley Milgram. Milgram was begin jaren ’60 van de vorige eeuw een psycholoog aan Yale University. Hij voerde tussen augustus 1961 tot en met mei 1962 een serie experimenten uit waarin het conflict tussen de gehoorzaamheid aan autoriteit en het persoonlijk geweten werd onderzocht. Milgram was van Joodse afkomst en wilde op deze manier onderzoeken in hoeverre nazi’s als Adolf Eichmann tijdens de Holocaust “simpelweg” bevelen opvolgden van hogerop. Eichmann was als SS-functionaris verantwoordelijk voor de massamoord op onder andere Joden. Hij was was de architect van “die Endlösung”, oftewel de “definitieve oplossing” binnen het Derde Rijk.

Voor het uitvoeren van zijn experimenten had Milgram natuurlijk proefpersonen nodig. Hij plaatste daarom een advertentie in een lokale krant, de New Haven Register, waarin hij vroeg om 500 “gewone” mannen voor een onderzoek naar het menselijk geheugen. Er hebben uiteindelijk 636 “doorsnee” mannen meegedaan en hij heeft het experiment in verschillende variaties uitgevoerd. De proefpersonen dachten dus dat het om een geheugenexperiment zou gaan. Bij aankomst werden ze voorgestelde aan een andere participant met wie ze een koppel vormden: de één was de ‘leraar’, de ander de ‘leerling’. Wat de proefpersonen niet wisten, is dat dit doorgestoken kaart was. De leerling werd altijd gespeeld door een medewerker van Milgram. Ook werden ze voorgesteld aan de onderzoeker, gekleed in een grijze laboratoriumjas en gespeeld door een acteur. De leerling werd vervolgens meegenomen naar een aparte ruimte waar hij elektroden op zijn lichaam kreeg geplakt. De ‘leraar’ werd door de onderzoeker meegenomen naar de ruimte ernaast, waar hij voor een grote schokmachine werd geplaatst.

Als leraar moesten de proefpersonen stroomstoten toedienen aan de leerling wanneer de leerling fouten maakte bij het beantwoorden van geheugenvragen. Uiteraard gaf de leerlijk voornamelijk foute antwoorden. Het eerste schokje was 15 volt, maar bij ieder fout antwoord verzocht de onderzoeker om een stap verder te gaan. Dus van 15 volt naar 30 volt, naar 45 volt, enzovoorts. Er stonden 30 steeds oplopende voltages op de schakelaar, met een maximum van 450 volt waarboven de de woorden “gevaar, zware schok” stonden. Als de proefpersoon weigerde om een stroomstoot toe te dienen, dan drong de onderzoeker in de laboratoriumjas er op vier verschillende manieren op aan om toch verder te gaan, waarvan de laatste manier een duidelijk bevel was. De proefpersoon hoorde telkens de reactie van de leerling op het toegediende voltage. Bij 315 volt werd er nog op de muur gebonkt, maar daarna werd het stil.

Wat was nou het resultaat van dit experiment? Nou, dat maar liefst 65% van de proefpersonen door is gegaan tot het hoogste voltage — dus 450 volt. Alle proefpersonen zijn doorgegaan tot 300 volt. En waarom deden ze dit? Omdat dit hen werd opgedragen. Ofja, dat claimde Milgram. Wat niet veel mensen weten is dat Milgram verschillende varianten uitvoerde van zijn experiment. De ene bron zegt 18 varianten, de andere 23. In 1963 rapporteerde Milgram alleen over de variant met veertig proefpersonen, waarin 65 procent tot het uiterste ging. Als je kijkt naar gehoorzaamheid van alle (636) proefpersonen, dan blijkt dat 57% ongehoorzaam was. Ruim de helft weigerde dus op een gegeven moment om verder te gaan met het experiment. En iedereen weigerde om het bevel van de onderzoeker in de laboratoriumjas op te volgen. Er wordt trouwens gedacht dat slechts de helft van de proefpersonen dacht dat het experiment echt was. Dus slechts de helft dacht dat iemand daadwerkelijk stroomstoten kreeg toegediend.

De aanleiding

Net als Milgram was ook Zimbardo ervan overtuigd dat iedereen het in zich heeft om kwaadaardig (“evil”) te zijn. In tegenstelling tot Milgram dacht Zimbardo echter niet dat iemand hiervoor bevelen nodig had, maar dat dit ook zou gebeuren als je iemand in een bepaalde situatie plaatste of een bepaalde rol zou opleggen. Hij was ervan overtuigd dat de situatie bepaalt hoe je je gedraagt, ongeacht je persoonlijke normen en waarden – dus ongeacht je persoonlijk moraal. Dit wilde hij daarom testen in de vorm van een gevangenisexperiment, waarbij de helft van de deelnemers de rol van bewaker opgelegd krijgt en de andere helft de rol van gevangene.

Voorbereidingen

Na het verkrijgen van subsidie voor het experiment vanuit een militaire tak van Amerikaanse overheid – de marine om specifiek te zijn – en met toestemming van Stanford University, in Californië, besloot Zimbardo het experiment in de zomer van 1971 uit te voeren. Hij liet de kelder van Jordan Hall ombouwen tot een gevangenis. Er werden daarvoor drie cellen gecreëerd met echte celdeuren. In elke cel stond drie bedden, niks meer dan dat. De cellen sloten aan op een lange hal, ook wel The Yard genoemd. Daarnaast was er ook nog een aparte isoleercel, The Hole. De isoleercel was erg klein en als de deur dicht was, was het er pikdonker. Verder was er nog een ruimte voor de bewakers en aparte ruimtes voor het afnemen van interviews en slaapkamers voor de ‘prison warden’ en de ‘superintendent’ – de rol van Zimbardo in het experiment. In de nepgevangenis waren geen ramen en klokken aanwezig. Wel waren er camera’s en microfoons verstopt om zo de gesprekken en activiteiten van de bewakers en de gevangenen op te nemen. De onderzoekers konden op deze manier iedereen observeren, behalve in de isoleercel – daar was geen afluisterapparatuur aanwezig.

De inrichting van de nepgevangenis was gebaseerd op de evaringen van onder andere ex-gedetineerde Carlo Prescott, verschillende parole officers en gevangenisbewakers. Daarnaast was ook literatuur over het leven in een gevangenis en concentratiekampen geraadpleegd.

Oproep in de krant

Voor het werven van proefpersonen liet Zimbardo een oproep plaatsen in lokale kranten. In deze advertentie werd een oproep gedaan voor deelnemers in een onderzoek naar het leven in een gevangenis. Meer dan 75 mannen hebben op deze oproep gereageerd, waarvan een grote meerderheid bestond uit studenten die toevallig in de buurt van Stanford waren gedurende de zomer van 1971. Dat er 15 dollar per dag verdiend zou worden door deelname aan het experiment heeft vermoedelijk geholpen: dat bedrag zou nu ongeveer 109 dollar waard zijn. Er werden uiteindelijk 21 proefpersonen gekozen: 10 gevangenen en 11 bewakers. [Opmerking: volgens de officiële website van het experiment waren er 24 proefpersonen gekozen]. De proefpersonen waren allemaal student en werden uitgekozen op basis van interviews en persoonlijkheidstesten: er werden alleen mannen gekozen die werden gekenmerkt als emotioneel stabiel, fysiek gezond, volwassen en gezagsgetrouw. De rol van gevangene of bewaker werd willekeurig toegewezen, door een munt op te gooien (kop of munt). De proefpersonen die de rol van gevangene kreeg toegewezen werden gewaarschuwd dat ze weinig privacy zouden hebben en dat hun burgerrechten geschonden zouden worden. Ondanks alle waarschuwen stemden alle proefpersonen in met de voorwaarden van het experiment en gaven zij dus hun informed consent.

Kleding en regels

De dag voor het experiment begon werden alle ‘bewakers’ gebriefd over hun taak binnen het experiment: orde houden. Het was hun verantwoordelijkheid om eventuele problemen die konden ontstaan met de gevangenen op te lossen. Ze mochten geen fysiek geweld gebruiken, maar wel angst inboezemen. De bewakers kregen allemaal dezelfde kleding mee: een kaki militairen uniform en een zonnebril met spiegelglazen, zodat ze geen oogcontact konden maken met de gevangenen. Dit zorgde tevens voor een extra laag anonimiteit. Ze kregen allemaal een wapenstok, een fluitje, handboeien en de sleutels naar de cellen en de “hoofdingang”. Ze moesten dan ook autoriteit uitstralen richting de de gevangenen. 

Ook de ‘gevangenen’ kregen specifieke kleding aan, met als doel om elk gevoel van identiteit af te nemen. Zo moesten ze allemaal een lang vormloos shirt aan, een soort nachthemd, en moesten ze een pruiknetje dragen op hun hoofd. Onder de nachthemden mochten ze géén ondergoed aan. Ze kregen rubberen sandalen als schoeisel en om hun rechterenkel werd een zware ketting vastgemaakt. Ze mochten geen persoonlijke spullen bij zich hebben en ook hun naam niet meer gebruiken; er werd naar hen gerefereerd door middel van een toegewezen ID-nummer. De gevangenen moesten gedurende het experiment voor de meest alledaagse dingen toestemming vragen van een bewaker, bijv. voor het schrijven van een brief, roken van een sigaret of zelfs naar het toilet gaan. Zo waren ze op een soort kinderlijke manier afhankelijk van de bewakers.

Om 10 uur ’s avonds ging de gevangenis in ‘lockup’ en mochten de gevangenen hun cel niet meer uit, ook niet voor het toilet. In plaats daarvan kregen ze van de bewakers een emmer om daar hun behoefte in te doen. Doordat er geen ramen aanwezig waren, hadden de gevangenen geen besef van tijd. 

Verloop van het experiment

Nu je een beeld hebt van de voorbereidingen en de regels is het tijd om het verloop van het experiment te bespreken zoals het volgens Zimbardo is gegaan. Hiervoor heb ik de volgende bronnen gebruikt: de BBC documentaire uit de jaren ’90 en de officiële website van het experiment (prisonexp.org). 

Dag 1

Toen de gevangenis klaar was voor gebruik en alle verdere voorbereidingen waren getroffen, was het tijd om de gevangenen te ontvangen. In de ochtend van 15 augustus 1971 werden negen proefpersonen – die willekeurig te rol van gevangene hebben aangewezen gekregen – voor hun eigen huis gearresteerd door de politie van Palo Alto. Vijf werden aangehouden voor diefstal, vier voor een gewapende overval. Ze werden gewezen op hun rechten terwijl buurtbewoners verbaasd toekeken naar wat er in hun straat afspeelde. De arrestanten werden in politiewagens met sirenes vervoerd naar de “Stanford County Jail. Hier werden ze nogmaals gewezen op hun rechten en werd onder andere hun vingerafdrukken afgenomen. Ze werden volgens officiële wijze ‘geboekt’, vervolgens geblinddoekt en naar een cel gebracht. Na hier een tijdje hebben gezeten werden ze geblinddoekt vervoerd naar de “Stanford County Prison”. Hier werd elke gevangene direct gefouilleerd en geforceerd om zich uit te kleden. Ze kregen een soort spray op zich gespoten onder het mom van doden van eventuele haarluizen. Het doel was om ze te vernederen, maar ook om te voorkomen dat eventuele ziektes werden meegebracht de gevangenis in. Na dit proces werd aan de gevangenen hun uniform, beddengoed, zeep en handdoek uitgedeeld. 

Eenmaal aangekleed werden ze ontvangen door de ‘warden’ — de directeur van de gevangenis. De rol van ‘warden’ werd vervuld door een onderzoeksassistent van Zimbardo, David Jaffe. Tijdens het welkomstwoord kregen de gevangenen te horen dat ze zich moesten houden aan 16 basisregels, waarvan de 16e regel luidt: “het niet houden aan de eerdergenoemde regels kan leiden tot straf”. De eerste dag verliep verder erg rustig. Volgens Dave Eshleman, die de rol van bewaker had, leek het wel alsof de gevangenen het gevoel hadden alsof ze op kamp waren. Hij besloot daarom — naar eigen zeggen op eigen initiatief — de regie in eigen handen te nemen.

Dag 2

Op de tweede dag hadden ook de gevangenen besloten om de regie in eigen handen te nemen: ze kwamen onder leiding van Gevangene #8612 in opstand. [Opmerking: volgens de BBC documentaire was Gevangene #8612 de leider van de opstand, maar volgens prisonexp.org was dit Gevangene #5401]. Die ochtend troffen de bewakers barricades in de cellen aan. De opstand was tegen het gezag, tegen het anoniem zijn en tegen het volgen van bevelen van medestudenten. De bewakers raakten enorm gefrustreerd en boos, want de gevangenen begonnen hun te beledigen en uit te schelden. Ze gebruikten een brandblusser om de gevangenen weg te krijgen van de deuren van hun cel. Vervolgens konden ze elke cel binnenstormen en de gevangenen forceren om zich uit te kleden. Ze namen de bedden mee en sloten de leider van de opstand op in de isoleercel, The Hole. 

Ook besloten ze de om de gevangenen tegen elkaar uit te spelen. Één van de drie cellen werd aangewezen als een cel met privileges. De drie gevangenen die het minste aandeel hadden in de opstand kregen speciale privileges: zij kregen hun uniform en bedden terug, mochten zich wassen en kregen eten. De andere gevangenen kregen deze privileges niet. Om de gevangenen in de war te brengen plaatsten de bewakers na een halve dag een paar van de “goede” gevangenen in de cellen zónder privileges, en een paar van de “slechte” gevangenen in de cel mét privileges. Dit zorgde voor wantrouwen onder de gevangenen. 

Daarnaast namen de bewakers elk mogelijk gevoel van comfort dat er nog was weg en maakten ze duidelijk dat elk moment wat van de gevangenen verwacht kon worden. De gevangenen werden daarom vanaf toen op willekeurige tijdstippen ’s nachts wakker gemaakt voor een telling [the count], voor het doen van push-ups, om uitgescholden te worden of voor het uitvoeren van kutklusjes – zoals bijvoorbeeld het schoonmaken van de toiletten met hun blote handen. 

Gevangene #8612 had al snel veel last van de intimidatie van de bewakers en wilde daarom het experiment verlaten. Zimbardo besloot om vanuit zijn rol als ‘superintendent’ te reageren in plaats van als onderzoeker. Hij vertelde #8612 dat hij ervoor kon zorgen dat de bewakers hem niet meer lastig zouden vallen in ruil voor informatie over de andere gevangenen. In feit vroeg hij #8612 om een snitch, een klikspaan, te zijn. Hij vroeg hem om hier over na te denken, maar mocht hij het experiment willen verlaten dan was dit ook een optie. Gevangene #8612 kwam vervolgens terug in zijn cel en vertelde zijn medegevangenen dat het geen optie was om het experiment te verlaten. Volgens Zimbardo had #8612 een plan bedacht waarin hij zich zo “gestoord” mogelijk zou gedragen in de hoop dat hij vrij zou worden gelaten. 

Zimbardo besloot om #8612 vrij te laten. Dit is wat Doug Korpi, Gevangene #8612, hierover had te zeggen: “As an experience it was unique. I’ve never screamed so loud in my life. Never been so upset with my life and it was an experience of being out of control.”

Dag 3

Op de derde dag mochten de ouders en vrienden van de gevangenen op bezoek komen. De gevangenen mochten zich daarom wassen en scheren zodat ze er netjes uitzagen. Ook kregen ze een goede maaltijd voorgeschoteld en moesten ze hun cellen schoonmaken. Er werd muziek afgespeeld via de intercom en de bezoekers werden ontvangen door een voormalige Stanford cheerleader. De bezoekers moesten zich registreren eerst en plaatsnemen in een wachtruimte. Na een half uur kregen ze te horen dat elke gevangene slechts twee bezoekers mocht ontvangen. Het bezoek zelf duurde slechts 10 minuten en was onder toezicht van een bewaker. Sommige ouders raakten van streek toen ze zagen hoe vermoeid hun zoon eruit zag. Ze kwamen echter niet direct in actie, maar zochten in plaats daarvan contact op met Zimbardo om te kijken of ze op die manier wat voor hun kind konden betekenen.

Diezelfde dag ging er een gerucht rond dat Gevangene #8612 terug zou komen om samen met zijn vrienden de andere gevangenen te bevrijden. Zimbardo zegt hierover in de BBC documentaire: “I quickly convinced myself that my most important function was not to allow this prison liberation to occur and what can I do to keep my prison going, not the experiment going.” De nepgevangenis werd daarom nadat de bezoekers weg waren ontruimd en de gevangenen werden naar een ander gebouw gebracht. Zimbardo zat in de hal #8612 op te wachten toen een collega naar hem toe kwam en vragen begon te stellen over de wetenschappelijke basis voor het experiment. Zimbardo had hier geen tijd voor, want hij verwachtte elk moment #8612. De ‘prison break’ vond uiteindelijk niet plaats en de bewakers moesten de nepgevangenis voor niks weer opnieuw opbouwen. De bewakers waren hierover gefrustreerd wat ze uiteraard afreageerden op de gevangenen. Volgens Zimbardo escaleerde hierdoor ook weer het niveau van controle, dominantie en vernedering. 

Hij besloot een katholieke priester uit te nodigen, iemand die ervaring had met gevangenisbezoeken. Hij vroeg de priester om te evalueren hoe realistisch de situatie in de nepgevangenis was. De priester interviewde elke gevangene in een aparte ruimte. Tot zijn verbazing stelde de helft van de gevangenen zich voor met hun nummer in plaats van hun naam. Op de vraag van de priester over wat de ze deden om vrij te komen, reageerden ze verbaasd. De priester legde hen uit dat ze een advocaat nodig hadden om vrij te komen en bood aan om contact op te nemen met hun ouders om rechtsbijstand te regelen. Sommige gevangenen accepteerden zijn aanbod. 

Dag 4

Op de vierde dag besloot Gevangene #819 om in opstand te komen tegen de intimidatie van de bewakers. Hij barricadeerde zich in zijn cel en weigerde deel te nemen aan de telling. Voor deze ongehoorzaamheid werden de twee celgenoten van #819 gestraft; zij moesten hierdoor allerlei kutklusjes uitvoeren. Een goede zet van de bewakers, want dit ondermijnde wederom de solidariteit tussen de gevangenen. In plaats van zich als groep tegen de bewakers te verzetten, accepteerden ze de intimidatie uit angst om gestraft te worden. 

Als snel raakte Gevangene #819 geïsoleerd, voelde hij zich ziek en wilde hij niet meer eten. In overleg met Zimbardo besloot hij het experiment te verlaten. In de tussentijd had een bewaker de andere gevangenen beveelt om in een rij op de gang te staan en te roepen: “Prisoner #819 did a bad thing”. Volgens Zimbardo wilde #819 na het horen hiervan toch niet weg, omdat hij niet wilde dat de andere gevangenen zouden denken dat hij een “slechte” gevangene was. Zimbardo herinnerde hem eraan dat hij geen echte gevangene, het niet een echte gevangenis was en het om een experiment ging. Gevangene #819 besloot alsnog het experiment te verlaten en werd vervangen door één van de reserve proefpersonen: Clay Ramsay, beter bekend als Gevangene #416. Hij werd op dezelfde manier ontvangen als de andere gevangenen en kwam midden in een gekkenhuis terecht. 

Diezelfde dag nog werd Gevangene #416 het doelwit van Bewaker Dave Eshleman, die inmiddels de bijnaam John Wayne had vanwege zijn machogedrag. Omdat #416 nieuw was in het experiment vormde hij een bedreiging voor de status quo, iets wat Dave niet zag zitten. Dave had veel invloed op de andere bewakers die meegingen in zijn sadistische gedrag. Één van de niet-sadistische bewakers ging dan ook de confrontatie met Dave uit de weg. In plaats hiervan werd hij degene die telkens naar buiten ging als er dingen nodig waren, zoals eten.

Gevangene #416 deed nog geen dag mee aan het experiment toen het al zijn tol begon te eisen. Naar eigen zeggen raakte hij al snel zijn gevoel voor identiteit kwijt en besloot daarom in hongerstaking te gaan. Dit was voor hem een manier om een stukje controle terug te krijgen, iets wat leidde tot frustratie bij de bewakers. 

Dag 5

Op dag 5 besloot Dave om Gevangene #416 op te sluiten in de isoleercel. Wederom werden medegevangenen gestraft voor de acties van #416 en werden zij door de bewakers aangemoedigd om hun onvrede richting #416 te uiten. Dit deden ze door één voor één keihard op de deur van de isoleercel te slaan. De medegevangenen kregen overigens nog de kans om #416 te bevrijden uit de isoleercel in ruil voor hun beddengoed, maar ze verkozen hun beddengoed boven #416. 

Diezelfde dag werden alle gevangenen die vonden dat ze goede redenen hadden om voorwaardelijk vrij te komen voorgedragen aan het Parole Board. Deze raad bestond voornamelijk uit onbekenden voor de gevangenen (zoals afdelingssecretarissen en afstudeerstudenten) met als voorzitter Carlo Prescott, de ex-gedetineerde gevangenisconsulent. Volgens Zimbardo gebeurden tijdens deze hoorzittingen een aantal opvallende dingen:

  • Op de vraag of de gevangene akkoord ging met dat het tot dan toe verdiende geld voor het experiment niet uitbetaald zou worden bij voorwaardelijke vrijlating, antwoorden drie van de vijf gevangenen ‘ja’. Toen de gevangenen na de hoorzittingen werden verzocht om terug naar hun cel terwijl de raad ging overleggen, deden ze dit allemaal ondanks dat ze net zo goed konden stoppen met het experiment: dat had hetzelfde resultaat opgeleverd.
  • Gedurende de hoorzittingen nam Carlo Prescott de rol van voorzitter zo serieus dat hij vreselijk autoritair werd. Iets wat inging tegen zijn eigen ervaring als ex-gedetineerde, gezien zijn eigen aanvragen voor voorwaardelijke vrijlating 16 jaar lang werd afgewezen door een Parole Board. 

Aan het einde van die dag verlieten maar liefst vier gevangenen het experiment terwijl er nog negen dagen waren te gaan. Een collega van Zimbardo, Christina Maslach, besloot om een bezoekje te brengen aan de nepgevangenis om te kijken hoe het er bij het experiment aan toe ging. Zij schrok enorm van wat ze aantrof: de bewakers hadden op dat moment de gevangenen geforceerd om rond te marcheren met ieder een zak over zijn hoofd. 

Dag 6

De volgende dag, op 20 augustus 1971, kwam het experiment ten einde. Zimbardo wilde dit in eerste instantie niet, omdat hij de dynamiek die was ontstaan tussen de bewakers en de gevangenen in de nepgevangenis reuze interessant vond, maar op aandringen van zijn collega besloot hij dat het tijd was om te stoppen. Hij zag zelf inmiddels ook in dat het gedrag, en dan met name het sadisme, van bepaalde bewakers te erg was geëscaleerd. 

Toen het experiment voorbij was heeft Zimbardo de proefpersonen uitgenodigd om met elkaar te praten over hun ervaringen. Tijdens deze evaluatie vertelde Dave Eshleman over zijn eigen “experimentjes” binnen het experiment.

Bevindingen

De bevindingen van het experiment zijn volgens Zimbardo het volgende: 

  • De gevangenen gingen op verschillende manieren om met hun gevoel van machteloosheid. In het begin kwamen een aantal gevangenen nog in opstand en vochten ze terug. Vier gevangenen kregen een mental breakdown. Één gevangene kreeg last van een psychosomatische huiduitslag over zijn hele lichaam nadat hij te horen had gekregen dat zijn verzoek voor voorwaardelijke vrijlating was afgewezen. Anderen gingen zich als voorbeeldige gevangenen gedragen en deden alles wat de bewakers hen opdroegen. Aan het einde van het experiment waren de gevangenen compleet uiteengevallen, niet alleen als groep maar ook als individu. De bewakers hadden compleet de controle over de nepgevangenis en zij eisten blinde gehoorzaamheid van elke gevangene. 
  • Er waren volgens Zimbardo drie soorten bewakers: (1) de stricte, maar eerlijke bewakers; (2) de ‘good guy’ bewakers en (3) de sadistische bewakers. Ongeveer 1/3e van de bewakers viel onder deze groep en zij leken te genieten van de macht die ze hadden en het vernederen van de gevangenen. Geen enkele van de ‘good guy’ bewakers greep in toen de derde groep bewakers zich steeds sadistischer gingen gedragen. Volgens Zimbardo was het gedrag van deze groep niet te voorspellen op basis van de interviews en persoonlijkheidstesten voorafgaand aan het experiment. Daaruit bleek dat het om “normale”, gezonde en hoogopgeleide mannen ging. De enige connectie die werd gevonden tussen de persoonlijkheidstesten en het experiment was dat de gevangenen die hoog scoorden op autoritarisme het over het algemeen langer volhielden in de nepgevangenisomgeving.
  • Zimbardo concludeert op basis van zijn bevindingen dat als je “goede” mensen in een slechte situatie plaatst, het “slechte” zal winnen – ongeacht iemands persoonlijkheid of gebrek aan gedragsstoornissen.

Bij het horen van deze bevindingen moet er eigenlijk al een alarmbelletje afgaan, want Zimbardo trekt zijn conclusies op basis van het gedrag van slechts 1/3e van de bewakers. Is dat wel representatief of statistisch gezien significant?

Kritiek

Het experiment heeft dan ook tot veel kritiek van onderzoekers en psychologen geleid. Zo was er veel kritiek op hoe er is omgegaan met de proefpersonen, maar ook op het feit dat er geen controlegroep was, de grootte van de steekproef (24 respondenten is te weinig voor een bruikbare statistische analyse), de methodologische aanpak en de manier waarop de data is geanalyseerd en de conclusies die op basis hiervan zijn getrokken.

Problemen met de aanpak

Één van de eersten die kritiek hadden waren Siamak Movahedi, destijds professor aan University of Massachusetts en gespecialiseerd in sociale psychologie, en zijn collega Ali Banuazizi. In 1975 publiceerden zij een artikel waarin ze het experiment en de uitkomsten ervan in twijfel trokken. Het komt erop neer dat volgens hen de proefpersonen van het SPE niet in een sociale situatie zijn geplaatst die vergelijkbaar is met een echte gevangenis. De proefpersonen speelden dan ook de rol van gevangene en bewaker. Als voorbeeld noemen ze het dragen van een pruiknetje door de gevangenen. Dit wordt heel anders ervaren dan een daadwerkelijk kaalgeschoren hoofd. Waar dat laatste voor een gevangene een constante herinnering is aan onder andere afwijzing, is het dragen van een pruiknetje een constante herinnering aan deelname aan het experiment: het is onderdeel van hun kostuum. De proefpersonen waren zich daardoor bewust van hun rol in het experiment.

Volgens Movahedi en Banuazizi zijn de uitkomsten van het experiment te verklaren door grofweg het volgende: (1) de proefpersonen hadden vooraf aan het experiment al sterke vooroordelen over hoe bewakers en een gevangenen zich horen te gedragen en hebben hieruit gehandeld, en (2) de dubbelrol van Zimbardo, die zowel onderzoeker als ‘superintendent’ was, heeft ervoor gezorgd dat hij de proefpersonen heeft gestuurd in hun gedrag en daarmee de uitkomsten van het experiment heeft beïnvloed.

Mogelijke zelfselectie

In 2007 publiceerden Thomas Carnahan en Sam McFarland hun onderzoek naar hoeverre zelfselectie bij de proefpersonen in het SPE invloed heeft gehad op de uitkomsten ervan. Uit meerdere onderzoeken is namelijk gebleken dat mensen zich sneller aanmelden als proefpersoon als het experiment past bij hun persoonlijkheid. Voor hun onderzoek creëerden Carnahan en McFarland twee verschillende advertenties: één die identiek is aan die van het SPE en één waarin níet werd vermeld dat het om een onderzoek naar ‘prison life’ ging – deze laatste vormde de controlegroep. Zes staatsuniversiteiten werkten mee aan het onderzoek en ontvingen één van de twee advertenties. 

Wat blijkt? Studenten die reageerden op de SPE advertentie scoorden significant hoger op agressiviteit, autoritarisme, machiavellisme, narcisme en sociale dominantie dan de controlegroep. Ze scoorden daarnaast ook significant lager op empathie en altruïsme. Het feit dat respondenten niet wisten of ze zich aanmelden voor rol als bewaker of gevangene maakt niet uit, omdat zowel bewakers als gevangenen hoger scoren op de onderzochte waarden dan de gemiddelde man. Carnahan en McFarland schrijven verder dat mensen die deze karaktereigenschappen hebben elkaar hierin in groepsverband alleen maar zullen versterken. 

Ontkrachten van het SPE

In 2019 publiceerde de Franse onderzoeker en filmmaker Thibault Le Texier zijn artikel ‘Debunking the Stanford Prison Experiment’. Voor zijn analyse dook hij onder andere in het archief van Stanford University. Zimbardo heeft in 2011 alle documenten en opnames gerelateerd aan het experiment gedoneerd aan de universiteitsbibliotheek. Op basis van zijn onderzoek, waarin hij Zimbardo’s gepubliceerde werk en beweringen vergeleek met wat volgens het archief daadwerkelijk is gebeurd, kwam hij tot onder andere de volgende conclusies:

  • Het experiment was sterk gebaseerd op een schoolopdracht van een student van Zimbardo, terwijl Zimbardo altijd heeft geclaimd dat het was gebaseerd op zijn eigen werk. Toen student David Jaffe – die de rol van ‘prison warden’ speelde in het SPE – samen met zijn groep de resultaten van hun gevangenisexperiment deelde met de rest van hun klas, was Zimbardo erg geïnteresseerd. Via Jaffe is Zimbardo in contact gekomen met Carlo Prescott, de gevangenisconsulent.
  • Volgens Zimbardo hebben de bewakers in zijn experiment geen training gehad, slechts een briefing. Echter heeft hij tijdens deze briefing verteld wat hij hoopte te bereiken met het experiment. De bewakers wisten hierdoor dat ze een bepaalde omgeving moesten creëren en kregen hier zelfs tips voor. Sterker nog, David Jaffe gaf ze specifieke instructies mee, zoals het ’s nachts wakker maken van de gevangenen voor de telling, het doen van push-ups of kutklusjes. 
  • Ook gedurende het experiment zelf kregen de bewakers specifieke instructies van de onderzoekers, werden ze herinnerd aan het doel van het experiment of werden ze een richting op gestuurd.
  • De bewakers wisten niet dat zij ook proefpersonen waren, maar dachten dat ze hulpjes waren van de onderzoekers. Zimbardo liet ze geloven dat het experiment alleen om de gevangenen ging. 
  • Volgens Zimbardo had het feit dat er geld werd verdiend met deelname aan het experiment geen invloed gehad op hoe de proefpersonen zich gedroegen. Ook claimde hij dat proefpersonen hoe dan ook betaald zouden krijgen, ongeacht of iemand vroegtijdig zou stoppen. Deze claim blijkt op basis van het archiefmateriaal echter niet te kloppen. Voor de meeste proefpersonen was deelname aan het experiment een goedbetaald zomerbaantje, wat verklaart waarom niemand ingreep of het experiment vroegtijdig wilde laten stoppen.
  • Daarnaast liet Zimbardo gevangenen geloven dat het niet mogelijk was om te stoppen met het experiment tenzij er een goede medische reden voor was.
  • Zoals Movahedi en Banuazizi al in hun artikel schreven, concludeert ook Le Texier dat de proefpersonen zich er continu bewust van waren dat ze niet in een echte gevangenis zaten. Zij gingen dus niet helemaal op in de gevangenisomgeving. 
  • Qua documentatie en rapportage zit Zimbardo’s onderzoek mager in elkaar. Zo is van de 150 uur die het experiment duurde, inclusief briefing aan de bewakers, slechts 15% opgenomen. Ook heeft Zimbardo weinig relevante persoonlijke informatie over de proefpersonen verzameld, zoals religie, politieke voorkeuren, hobbies, sport, hun culturele achtergrond en sociale status. Dit ter vergelijking met het experiment van Milgram, waar honderden proefpersonen aan meededen en deze informatie wel werd verzameld. Dit soort informatie kan juist veel inzicht geven met betrekking tot reacties van bepaalde proefpersonen gedurende het experiment. 
  • Zimbardo claimde altijd dat ook hij verrast was door hoe snel het gedrag van de bewakers escaleerde tijdens het experiment. Echter heeft hij op de tweede dag van het SPE een persbericht uitgebracht waarin staat dat het doel van het experiment is om misstanden in gevangenissen aan de kaak te stellen en dat het hoognodig is om de omstandigheden in gevangenissen te verbeteren. Met andere woorden: hij wilde laten zien dat gevangenissen slecht zijn voor gevangenen. 

Acteerwerk

Een jaar eerder, in 2018, schreef Ben Blum een opiniestuk over het experiment getiteld ‘The Lifespan of a Lie’. Blum had toen de bevindingen van Le Texier’s onderzoek al gelezen, maar ging ook zelf op pad. Zo sprak hij met een aantal proefpersonen, waaronder Doug Korpi (Gevangene #8612). Tijdens het interview vertelde Korpi dat het voor de gemiddelde psycholoog overduidelijk had moeten zijn dat hij zijn mental breakdown fakete. Volgens Korpi was zijn acteerwerk wel gebaseerd op angst, maar niet voor de bewakers. Hij was namelijk bang dat hij niet toegelaten zou worden tot een vervolgopleiding. Hij dacht dat hij tijdens het experiment alle tijd zou hebben om te studeren voor het toelatingsexamen, maar hij mocht zijn boeken niet meenemen de nepgevangenis in. Hij besloot daarom te doen alsof hij buikpijn had, maar toen dit niet werkte ging hij een stap verder. Dat is wat we hoorden in het audiofragment. 

Korpi heeft dus geen echte angsten uitgestaan. Het enige wat hij wel beangstigend vond is dat hij, ondanks dat hij meerdere keren vroeg om te stoppen, dit niet mogelijk leek te zijn. Een andere gevangene, Richard Yacco, herinnert zich dat hij verbaasd was toen hij op de tweede dag aan een medewerker vroeg hoe je kon stoppen en als antwoord kreeg dat dit niet mogelijk was. Dit was voor Clay Ramsay, Gevangene #416, de echte reden om in hongerstaking te gaan. Blum heeft bij Zimbardo nagevraagd hoe dit zat, maar Zimbardo ontkende de claims van Korpi en Yacco. Later claimde Zimbardo dat Korpi en Yacco niet de juiste woorden hadden gebruikt bij hun verzoek om te stoppen, namelijk “Ik stop met het experiment”. Weer later gaf Zimbardo toe dat hij zijn medewerkers inderdaad had opgedragen om gevangenen te vertellen dat ze niet konden stoppen met het experiment. 

Blum heeft ook met Dave Eshleman, de beruchte bewaker John Wayne, gesproken. Net als Korpi geeft ook Dave toe dat hij flink geacteerd heeft tijdens het experiment. Hij deed destijds een toneelopleiding en zag zijn rol als bewaker dan ook als een soort improvisatie-oefening. Ook vond hij het belangrijk om de onderzoekers te helpen bij het laten slagen van het experiment. Voor zijn rol als bewaker liet hij zich inspireren door de ontgroening die hij een paar maanden eerder onderging als nieuw lid van een studentenvereniging. 

Zimbardo’s reactie op de kritiek

In 2018 schreef ook Hannah Knowles voor The Stanford Daily een artikel over alle kritiek op het experiment. Hierin schrijft zij tevens over Zimbardo’s reactie op alle kritiek die hij in de loop der jaren heeft ontvangen. Hij erkent al jaren dat er wel wat problemen zijn met zijn onderzoek, maar blijft zich verdedigen tegen de claims van Banuazizi & Movahedi, La Texier en Blum. In 2011 vertelde hij aan Stanford Magazine dat dan ook niet om een formeel experiment ging. Hij erkend dat hij nooit de rol van ‘superintendent’ op zich had moeten nemen gezien hij ook één van de onderzoekers was. Ook geeft hij al jaren toe dat hij te betrokken was bij de drama en ontwikkelingen van en tijdens het experiment. Hij blijft echter wel de validiteit zijn experiment verdedigen.

Gebruikte bronnen